Je zou het een brief kunnen noemen.

Met een voet op het trottoir houdt hij zich , zittend op een knalblauwe fiets, in evenwicht. Baggy spijkerbroek, hoofd net niet meer kaalgeschoren , waardoor de grijze haren erg opvallen. Zijn ogen lichten op , ik draai het raampje van de auto open en vol enthousiasme roept hij me toe : Hoe vind je hem, gave kleur hè en hij rijdt me toch lekker joh, geruild met een buurjongen, omdat ik hem geholpen heb met zijn p.c.

Hij tilt de zware accordeon uit de achterbak alsof het niets weegt en dan zie ik, dat hij wat voller is , de donkere kringen en het lijden  uit zijn gezicht verdwenen. We gaan door de gehavende voordeur zonder naambordjes naar binnen, ga jij maar voor, zegt hij ernstig en ik trek me langs de steile trap naar boven. Hij heeft gekookt voor ons, gehaktballen, bijna vierkant. Hij legt het me uit, ja, makkelijk, niks aan, pakje gehakt in vieren snijden, kruiden en bakken. Wij lachen, zo eenvoudig is het dus. Aardappelen, sperciebonen, appelmoes. Met kaneel, zoals vroeger.

Hij leert me hoe ik copieën kan branden van mijn radio-opname, laat het me dan zelf doen, hij zegt, dat hij er later naar zal luisteren.   Zijn vingers gaan voorzichtig over de toetsen van de accordeon , ben het verleerd aarzelt hij en  gaat door met proberen, ik zie zijn blik in de verte verdwijnen. Hij speelt.

Wat later drinken we in een van zijn favoriete biljart-cafétjes koffie, hij praat druk, vertelt  hoe de baby van zijn piepjonge buurvrouw naar hem lacht en dan zegt hij  : Weet je mam, ik ben nu best wel gelukkig.
Later zwaait hij me na tot ik de hoek om rij.
,

Afbeelding: fietsje, jaren geleden gemaakt door je oudste broer, over wie deze brief gaat.

Dit bericht is geplaatst in vkblog. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.